Als ik naar het toilet ben geweest, voel ik me opgelucht. Dat is een klein kwartiertje enorm genieten van het gevoel dat ik heb.
Als ik werk eindelijk af heb, voel ik me opgelucht. Ook maar een kwartiertje of zoiets. Maar waarom zo kort? Waarom voel ik me niet een hele dag opgelucht? Bij dat toilet-voorbeeld snap ik dat je darmen zich alweer aan het vullen zijn met inhoud voor een volgend toiletbezoek. Dus na een kwartiertje zit er waarschijnlijk alweer net genoeg vulling in om je niet opgelucht te voelen. Eigenlijk vind ik het wel een goed voorbeeld, dat toilet. De darmen doen me ook een beetje denken aan een ballon. Als ik een ballon opblaas en vervolgens weer laat leeglopen, dan is de spanning er vanaf. Dat is dat opgeluchte gevoel denk ik.
Als ik een oude foto op Facebook zie, waarop ik een beetje lelijk kijk. Of kleding droeg waarvan ik toen wel dacht dat het kon. Dan verwijder ik die soms. En dan voel me enorm opgelucht. Ik had eigenlijk geen idee dat ik me onopgelucht voelde, voordat ik die foto verwijderde. Anders dan bij poepen. Want als ik moet poepen, voel ik me wel degelijk onopgelucht, tot het moment dat ik ga poepen.
Als ik sport, doe ik een inspanning. Na het sporten, ontspan ik en voel ik me ook opgelucht. Terwijl voordat ik ga sporten, voel ik me niet vaak onopgelucht. Soms lijkt het gevoel erop, dan ben ik gestresst. Maar echt onopgelucht zoals bij dat ik moet poepen, is het niet.
Mijn hart is een spier die dit eigenlijk de hele dag doet. Spannen en ontspannen. Mijn hart zal zich wel enorm vaak opgelucht voelen. Zou het zo zijn dat als je je heel vaak achter elkaar opgelucht voelt, je dat beleeft als een constante opluchting? Of is opluchting iets dat überhaupt niet constant kan zijn? Als ik ga relaxen, laat zeggen in bad ga, dan ontspan ik. En ik heb het idee dat ik me steeds ietsje meer ontspan, tot ik er genoeg van heb. Misschien ontspan je je dus steeds iets extra. Dat is iets wat er ook gebeurt bij eten. Als je een kroket eet, kun je daar enorm van genieten. Maar een tweede kroket is al iets minder om van te genieten, of misschien begint dat bij jou pas na een derde kroket, of al bij de tweede helft van de eerste kroket. Hoe dan ook: je geniet er steeds ietsje minder van. Zoiets is dus ook aan de hand bij ontspanning. Je geniet er steeds iets meer van, tot een bepaald punt. Vanaf dat omkeerpunt geniet je er steeds iets minder van. Een toenemende afname, zouden wiskundigen zeggen.
Het hebben van geld is ook zoiets wat eerst heel handig is, maar steeds iets minder handig wordt. Die grens wordt wel eens gekoppeld aan de basisbehoeften, zoals bed en brood. Zodra je daarin voorzien bent, wordt geld steeds minder waardevol. En uiteindelijk maakt meer geld je niet gelukkiger. Net zoals dat meer kroketten niet lekkerder zijn als je al vol zit.