Voorbeeld 1:
Ik liep door Antwerpen en zag een grote poster hangen: “Ballet voor volwassenen!”
Vreemd, vond ik. Want was ballet niet altijd ook voor volwassenen? En zou juist iets moeten worden aangeduid als dat het niet is? Dus: “Ballet voor kinderen” had ik veel logischer gevonden. Anders was het gewoon “Ballet”.
Een half uurtje later loop ik langs de Schouwburg, en daarop stond “Ballet”. Maar ik was in de war, omdat ik vlak daarvoor “Ballet voor volwassenen” had gelezen. Was dit dan niet voor volwassenen omdat het er niet bij stond?
Voorbeeld 2:
Ik rijd in Denemarken met de auto. De stoplichten daar zijn, net zoals in wel meer landen, voorzien van een oranje licht tussen van rood naar groen. In Nederland en België hebben we dat niet. Dan is de oranje lamp alleen zichtbaar als het stoplicht van groen naar rood verspringt. Handig, want als je aankomt rijden en je ziet de lamp op oranje staan, dan weet je dat je moet stoppen. Hij gaat immers erna op rood.
Maar in Denemarken communiceren ze meer. Ze geven het lampje ook als het van rood naar groen gaat. Als ik daar aan kom rijden en ik zie een oranje lamp, weet ik niet of ik nou moet afremmen of gewoon lekker door kan rijden.
Meer communiceren betekent niet altijd een duidelijkere boodschap.